De basis van fotografie is de belichting. Bij het maken van een foto heb je altijd te maken met belichting. Als je de automatische stand bepaald de camera de meest gemiddelde belichting. In dit artikel leg ik uit hoe je hier zelf invloed op kunt hebben. Ik zie belichting als middel om een goede compositie neer te zetten.
Wanneer er een foto wordt gemaakt laat de camera heel even het licht door de lens. Het licht komt dan uit op een sensor of een filmpje. De belichting is de hoeveelheid licht dat op de sensor terecht komt. Met de volgende drie instellingen kun je hier invloed op uit oefenen: sluitertijd, diafragma en ISO.
Sluitertijd (Shutterspeed)
De tijd dat de sensor wordt bloot gesteld aan licht wordt de sluitertijd genoemd. De sluitertijd wordt opgeschreven breuken van secondes (1/100) of hele secondes (30”).
Een korte sluitertijd heeft als gevolg dat het beeld bevroren wordt. Bij een korte sluitertijd kun je een auto die op hoge snelheid voorbij komt rijden op de foto stil laten staan. Een voorbeeld van een korte sluitertijd is 1/1000, dit is één duizendste van een seconde.
Bij een lange sluitertijd krijg je sneller een beweging in de foto. Wanneer je in de avond een foto maakt uit de hand is de kans groot dat de foto compleet bewogen is. Als je uit de hand een foto maakt met een sluitertijd die langer is dan 1/160e seconde dan is de kans op bewegingsonscherpte vrij groot. Dit kan een bewuste keuze zijn, maar dit is ook op te lossen door een statief te gebruiken.
Diafragma (Aperture)
De lensopening wordt diafragma genoemd. Het diafragma heeft invloed op de scherptediepte. De scherptediepte is het gebied in de foto dat scherp is. Hoe groot dit gebied is kun je instellen met behulp van het diafragma.
Een compact camera of telefoon heeft een kleine sensor dit heeft als gevolg dat de foto van een kleine afstand tot oneindig scherp is. Bij een camera met een grotere sensor (een spiegelreflex) is het resultaat van het veranderen van het diafragma veel beter zichtbaar.
Bij een groot diafragma hoort een klein getal. Als je de camera instelt op f2.8 dan is de scherptediepte klein. De diafragma-ring van de camera staat helemaal open en dit zorgt voor veel licht op de sensor. Het instellen van het diafragma op f2.8 heeft als gevolg dat het punt waarop je scherp stelt scherp is en de achtergrond wazig is. In de fotografie wordt dit bokeh genoemd.
Bij een klein diafragma hoort een groot getal. Wanneer je de camera instelt op f32 zorgt dit er voor dat er minder licht op de sensor valt. Dit heeft als gevolg dat zowel de voorgrond als de achtergrond helemaal scherp zijn.
ISO
De gevoeligheid van de film wordt uitgedrukt in ISO. De film is vervangen door een sensor waardoor het mogelijk om deze instelling onbeperkt aan te passen. Wanneer je gaat experimenteren met het aanpassen van het ISO-getal dan merk je de impact van de verandering.
Bij een laag ISO-getal is de sensor minder gevoelig waardoor er minder licht wordt doorgelaten en je een donkere foto krijgt. Het voordeel is dat je bijna geen ruis hebt in de foto.
Een hoog ISO getal zorgt er voor dat de foto lichter wordt, alleen als je de camera op een te hoog ISO getal zet dan zorgt dit ervoor dat er veel ruis op de foto aanwezig is. Deze ruis zorgt er voor dat de foto korreliger wordt. Hoe nieuwer de camera is waarmee je fotografeert hoe beter deze om kan gaan met hoge ISO waardes en hoe beter de camera met ruis kan omgaan.
De gouden driehoek
De taak van de fotograaf is om de balans te vinden tussen deze drie elementen: Sluitertijd, Diafragma en ISO. Om de balans te vinden is er de histogram. De histogram is te vinden in jouw favoriete beeldbewerkingsprogramma en in weergavemodus van de camera. De histogram klopt alleen in de ideale foto die gemaakt is in de ideale wereld.
De histogram heeft twee assen. De x-as (horizontaal) geeft de tonen van een donkere naar lichtere tint aan en op de y-as wordt de hoeveelheid van een tint aangegeven. In de ideale wereld is een histogram een berg.

Camera-instellingen
De gouden driehoek is toe te passen door gebruik te maken van de camera-instellingen. Een camera heeft zes instellingen voor het maken van een foto. Met deze instellingen kun je de gouden driehoek in de praktijk toepassen. Het is aan jou om het evenwicht in de gouden driehoek te vinden
Auto (groen)
De meest gebruikte optie waar een hele gemiddelde foto uitkomt. Deze stand levert vaak slecht resultaat bij weinig licht.
Belichtingscompensatie (Exposure value) (Ev)
De belichtingscompensatie is geen aparte stand op het draaiwiel van de camera maar een instelling binnen de volgende instellingen: programma, diafragmavoorkeur of sluitertijdvoorkeur.
De belichtingscompensatie is de correctie die wordt toegepast nadat er een gemiddelde belichting is berekend. De compensatie wordt ingesteld d.m.v. stops. Een stop zou je kunnen zien als een stap. Wanneer je foto’s wilt hebben die licht onderbelicht zijn dan stel je de belichtingscompensatie op -1 in. Om een overbelichte foto te maken stel je de Ev in op (+)1.
Programma (Program mode) (P)
De stand programma is de auto-stand met meer opties. Door veel fotografen wordt dit de paniek stand genoemd. In de P-stand kun je vaak dingen instellen zoals ISO.
Diafragmavoorkeur (Aperture Priority) (A of Av)
Het diafragma wordt hier op een bepaalde waarde ingesteld en de camera zoekt op basis van deze instelling de sluitertijd erbij. De ISO-waarde moet je vaak zelf instellen. Op deze manier heb je invloed op de scherptediepte en worden alle andere instellingen op basis van de belichtingscompensatie uitgerekend door de camera.
Sluitertijdvoorkeur (Shutter Priority) (S of Tv)
De sluitertijd kan worden vastgezet en de camera zoekt er dan het beste diafragma bij. Ik gebruik deze instelling zelf niet omdat er minder diafragma-stops zijn dan sluitertijd-stops waardoor de camera vaker een ongunstige optie kiest.
Handmatig (Manual) (M)
Bij deze instelling heb je volledige controle over de drie hoeken van de gouden driehoek. Je hebt de volledige vrijheid om het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde in te stellen. Het gevolg is dat je zelf de balans kunt vinden tussen de hoeken van de driehoek. Deze instelling wordt gebruikt voor time-lapses, panorama’s en bij moeilijk licht.
Automatische keuzemogelijkheden (Scene)
Er zijn ook functies aan de camera toegevoegd er leuk uit zien voor op de specificatielijst van de camera. Een sport-mode zorgt er voor dat er bij snelle sluitertijd wordt gekozen zodat het beeld op de foto bevriest. In dit scenario ga ik voor de instelling Diafragma-voorkeur met een hoog ISO-getal, een groot diafragma omdat je dan meer invloed hebt over het resultaat.